Ik had vroeger al een hekel aan de gymles. Ik verafschuwde de gymles. Als ik me niet vergis begon die ellende al in de peuterklas. Op de maat van een tamboerijn moesten we rondjes in de kleine gymhal rennen. Ik had altijd buikpijn. In een latere fase van de basisschool kregen we zwemles. Ik ging er huilend naartoe. Toen ik mijn B-diploma niet haalde, moesten ik en mijn beste vriendinnetje op woensdagmiddag extra naar zwemles, ook huilend. Hadden onze moeders bekokstoofd. De loeders. De rest van mijn basisschooltijd is niet veel beter geweest. Ik was het meisje dat als laatste uitgekozen werd, met een rood hoofd en nog altijd wanhopig de buikpijn-kaart inzettend. Ik sprong met bokspringen altijd tégen mijn klasgenootjes aan in plaats van er overheen en met touwklimmen bungelde ik steevast onderaan met mijn voeten over de grond slepend.
Met de puberteit komt bij veel kinderen die fanatieke-ik-wil-winnen-mentaliteit. Ik heb die nooit gekend. Ik had het al druk zat met die ene middag overleven zonder iemand tot last te zijn en zo min mogelijk beschamende momenten mee te maken. Dat eerste is me gelukt. Ik leef nog. Maar beschamende momenten heb ik genoeg gehad. Één steekt er met kop en schouder bovenuit. Nog altijd. Na al die jaren. Het schaamrood vliegt weer naar mijn wangen als ik eraan terugdenk.
In het derde jaar van mijn vwo besloot iemand dat het een puik idee was om 15-jarige pubers weer wekelijks het zwembad in te gooien. Bij gebrek aan ruimte in de plaatselijke sporthal mochten we elke vrijdag de eerste twee uren baantjes gaan zwemmen onder het strenge toeziende oog van de walgelijke sportieve gymleraar. Ik haatte het. En zoals dat hoort op die leeftijd haatte ik mijn lichaam, haatte ik bikini’s én badpakken, ik haatte omkleden in een gezamenlijk hok en ik haatte alle jongens in de klas. En bij gelegenheid haatte ik ook alle slanke, giechelende meisjes uit mijn klas. Je leest het al. Ik had het erg druk met haten in die periode.
Nadat ik twee uur druk was geweest met haten, moesten we altijd snel omkleden en naar school fietsen, want daarna hadden we tekenles (daar hield ik dan weer wel van.) En ik herinner me die ene keer nog als de dag van gisteren. Beschaamd gleed ik over de te gladde tegelvloer naar de kleedhokjes. Ik griste mijn spullen van de hanger en vloog een apart hokje in (hebbes!) Ik droogde me af en gooide mijn badpak met een woest gebaar in een hoek. Toen ik door mijn tas graaide besefte ik het ineens. Die ochtend was ik uiteraard met het zwempak onder mijn kleding naar het zwembad gefietst. Lekker praktisch. Ik begon hysterisch door mijn tas te zoeken. De paniek schiet van mijn tenen tot aan het puntje van mijn kekke pony.
Ik was mijn ondergoed vergeten. Verloren en beduusd bleef ik naakt in het hokje staan. Om mij heen hoorde ik mijn klasgenoten naar elkaar roepen, lachen en hun spullen verzamelen om naar school te fietsen. En ik? Ik was mijn ondergoed vergeten.
Wat er daarna gebeurde is allemaal vaag. Kreten en beelden schieten door mijn gedachten als ik denk aan die traumatische ochtend. De vreemde fietstocht naar school. Wachten bij de adjunct-directeur. Uitleggen waarom je niet bij de les kan zijn en écht naar huis moet. En toen het ergste van alles; het meest beschamende stuk, dé woorden die mij hebben getraumatiseerd voor het leven. Ik zie onze gelikte adjuct-directeur nog altijd spottend over zijn leesbrilletje heen kijken. Hij luisterde naar mijn relaas, bekeek me van top tot teen en zei toen: ‘Pikant’.
Daar. Toen en daar had ik dood willen gaan. Mijn trauma. Mijn puberteit. De laatste keer dat ik mijn ondergoed vergat.
o jee die goede oude tijd. maar we leren er toch wel wat van.
want zoals je al zei je vergeet nooit meer je ondergoed. x
Laat me raden: Metzemaekers? Hahaha! Ik zie het ‘m zeggen!