Met pijn in mijn buik rij ik de oprit van de garage op. Ik ben er weer voor mijn jaarlijkse APK die doorgaans gepaard gaat met een grove aanval op mijn spaarrekening. Daarnaast neem ik na deze maand afscheid van mijn geliefde Twingo (Ik ga in een grote-mensen-auto rijden, jaiks!) dus heb ik ook een beetje gemengde gevoelens bij de ophanden zijnde rekening. Maar goed; de Twingo gaat de brug op en de automonteur tikt, onderzoekt en knikt goedkeurend. Niks mis mee op een paar lampjes na, is de conclusie en even later gaat hij op pad om de auto officieel te laten keuren, ergens verderop. Alsof het lot mij tart en karma grinnikt achter zijn hand komt hij zonder Twingo terug. Steekproef en het kan nog wel even duren.
Daar zit ik dan. In een koude garage vol auto-onderdelen en ik zie mijn planning van die middag langzaam in rook opgaan. Dat vriendinnenbezoekje komt aardig in het gedrang zie ik op de klok en ik moet ook nog boodschappen doen voor het bezoek vanavond. Ach, dan pak je mijn auto toch even om alvast boodschappen te doen, biedt de automonteur nonchalant aan.
Ik krijg de sleutel in mijn handen geduwd en we lopen naar buiten. Als we hoek van de garage oplopen, blijf ik even geschrokken stil staan. ‘Deze? Écht?’ Vol twijfel staar ik hem aan. Hij haalt zijn schouders op, legt kort uit hoe de (diesel)auto werkt, waar de supermarkt is (bij de rotonde rechts en dan zie je hem vanzelf aan je linkerkant) en even later zit ik in een zee van geblindeerd en kanariegeel metaal. De auto staat blijkbaar in een dalletje want terwijl ik veelvuldig gas geef en héél langzaam (hééél langzaam) en onzeker weg rij, laat ik de automonteur hoofdschuddend achter. Met trillende handen stuur ik de auto de weg op en begin aan mijn queeste…
Terwijl ik beduidend te langzaam (maar hé, ik moet nog even wennen) op een rotonde afrij, merk ik dat ik gruwelijk hard moet remmen om überhaupt nóg langzamer te gaan. Met voor mijn gevoel een rotvaart vlieg ik op de rotonde af. Ik stuur de bocht om en rij opgelucht verder. En verder. En verder. En nergens zie ik een supermarkt. Ik besluit dapper met één hand mijn telefoon te pakken, roep ‘Jumbo’ naar Google Maps en zie tot mijn schrik dat de dichtstbijzijnde Jumbo zeven kilometer rijden is geheel in strijd met de instructies van de monteur. Ik besluit dat ik geen andere oplossing heb en volg de instructies. Ik rij langs landweggetjes, door plassen en zie hoe buurtbewoners die hun hond uitlaten verbaasd blijven staan en de auto nastaren. Ik duik wat dieper in mijn jas en druk het gas in. Grommend stuift het gele monster verder naar voren. Als ik mijn bestemming bijna bereik, bedenk ik me tot mijn grote schrik dat dat betekent dat ik de auto ergens zal moeten parkeren. Aangezien ik geen zicht heb op wat er achter of aan de zijkanten van de auto gebeurd, besluit ik, terwijl ik de markt van het dorp oprij, om de auto gewoon stil te zetten zo gauw het kan. Ik eindig semi-verantwoord geparkeerd naast een andere auto. Prima. Ik haal opgelucht adem en open het krakende portier. Ik tuur naar de supermarkt en zie dan het allerergste: het gebouw is leeg! Leeg! En de gele reclamestickers zijn van de ruit getrokken. Ik leun met mijn hoofd op het stuur en geef het op. Ik besluit terug te rijden (als ik hier ooit wegkom) zonder boodschappen.
Als ik een paar zenuwslopende minuten later weer op dezelfde weg terug rij, begint er iets in mij te borrelen. Ik kan toch zeker niet ruim een half uur wegblijven en zonder boodschappen terugkomen? Mijn trots steekt de kop op en ik besluit te navigeren naar de dichtstbijzijnde supermarkt in de buurt van de garage. Ik volg de aanwijzingen en rij over de bekende landweggetjes weer terug. Tegenliggers komen gevaarlijk dichtbij omdat ik er weinig voor voel om de weg af te rijden met dit monster en dus knijp ik bij elke tegenligger mijn ogen even angstig dicht. Ditmaal moet ik rechtdoor bij de rotonde en kort daarna roept Google dat ik mijn bestemming bereikt heb. Naast me zie ik een klein gebouwtje waar ‘Super’ op staat. Het oogt het meest als een klein Frans supermarktje waar je op vakantie wel eens stokbrood haalt. Ik besluit dat dit het niet kan zijn en wil de auto keren. Terwijl ik verwoed aan het stuur draai, druk ik per ongeluk op de toeter en vestig alle aandacht van het dorp op de toch al opvallende auto. Ik rij weer terug naar de rotonde. Bedenk me weer en draai op de rotonde terug. Ik zal verdorie met boodschappen terugkomen ook!
Een kwartiertje later rij ik de oprit van de garage weer op. Het eerste wat me opvalt is mijn eigen Twingo die trots voor de deur staat. Daarnaast staat de monteur. ‘Hij was al weer klaar’ zegt hij zo gauw ik uitstap. ‘Is het allemaal gelukt?’ Hij knikt naar het gele monster. Ik kijk even van de auto, dan naar mijn Twingo en dan naar hem.
‘Ja hoor’. En ik pak de doos met veel te dure en incomplete boodschappen van de passagiersstoel.
Moehahaha!
En: *snik*; gaat de Twingo weg?
🙁
Ja 🙁 pretty tragisch