Een paar dagen home alone. Mijn ouders zijn op vakantie. Heerlijk vind ik het. De hele dag rommel ik wat rond in huis, kijk films, zap wat rond, hang op de bank. Geen vuiltje aan de lucht.
Maar het gaat allemaal gruwelijk mis als ik naar bed wil gaan. Zowiezo vind ik het al onprettig om alle lichten uit te doen in het huis, maar ik verman mezelf. Sluit de boel af, lichten uit en met een zucht daal ik op mijn bed neer. Muziek staat nog aan en tevreden pak ik mijn boek. Maar dan zie ik in mijn ooghoek iets wat er zeker niet hoort. Mijn hart stopt en mijn hand blijft ergens in de lucht hangen.
Er zit een grote spin op het gordijn. Niet zo’n gewone met van die lange poten (ook jakkes! dat wel). Nee, zo’een met een dik lichaam, smerige poten en zúlke klauwen! Echt waar. Oké, die klauwen misschien niet maar hij is in ieder geval veel te groot om door te gaan met leven. Maar. Wie maakt het dood? Ik sta rechtop op mijn bed en hou mijn ogen gericht op het monster. Oké. Nadenken. Wat moet ik doen? Ik spring van bed af en ren de overloop op. Wat ik daar precies ga doen, is niet duidelijk maar de afstand tussen mij en mijn kwelling is in ieder geval te aanvaarden op dit moment. Ik werp een blik in de slaapkamer van mijn ouders. Stil en donker. De overbuurman! Ik ren naar het raam en gluur door de gordijnen. Het is donker aan de overkant. Oké. De overbuurman wakker maken gaat wellicht nèt iets te ver. Stofzuiger! Ja, ik ga hem opzuigen. Alleen hebben mijn ouders alleen een hypermodern stofzuigding, zonder slang. En met een kruimeldief lijkt me een beetje pretentieus.
Dan slaat de paniek echt toe. Hij begint te lopen. ‘Neeeee!’ roep ik, maar het weerhoudt de spin niet van zijn tocht langs mijn gordijn naar beneden. Ik moet handelen, ik besef het zelf ook. Ik grijp een tijdschrift over wonen en inrichting. Ik rol hem stevig op. Behoedzaam loop ik mijn kamer weer op, richting het gordijn. Mijn hand trilt en mijn hart draait overuren in mijn keel. Vol adrenaline nader ik de plek des onheils. Net op het moment dat ik wil slaan, stop ik en spring ik weer naar achteren. Ik durf het niet. Ik kan het niet. Misschien als ik hem niet kan zien?
Ik draai een kwartslag zodat ik de spin niet kan zien en dan wordt het zwart voor mijn ogen. Als een dolle begin ik op het gordijn te slaan. ‘Aaaaaah! Dood!’ roep ik terwijl ik in mijn pyjama sta te springen. Na een paar seconden val ik stil. Het is stil. Met een trillende hand duw ik met het opgerolde tijdschrift tegen het gordijn aan. Niets te zien. Ik ben hem kwijt. Terwijl nu zelfs mijn ooglid trilt, zoeken mijn ogen waakzaam over de grond en de spullen bij het raam. Shit. Dit kan ook niet de bedoeling zijn. Ik onderzoek het gordijn op bloedsporen maar tevergeefs. Ik zucht diep en loop naar mijn bed. Met wilde gebaren gooi ik mijn dekbed heen en weer om te verzekeren dat hij niet op miraculeuze wijze daar terecht is gekomen. Niets. Nog trillend van adrenaline kruip ik onder mijn dekens en blijf zo een tijdje zitten. Mijn ogen gericht op het gordijn. Naast mij ligt het verfrommelde tijdschrift; 101 woonideeën. Wat een slecht idee.
Zo herkenbaar! Ik gruwel van dit soort spinnen.