Ik zit er weer. Met klamme handen zit ik in de wachtkamer. Terwijl de vrouw tegenover mij, mij bemoedigend toelacht, kijk ik met een dodelijk blik terug. Rot op, denk ik. Ze maakt het alleen maar erger als blijkt dat ze niet eens mij meer tijd ter voorbereiding geeft, maar op staat als haar man uit de behandelkamer loopt en naar de deur loopt. ‘Succes hè’. Ja. Sterf.
Ik zit weer in de wachtkamer van de tandarts. En dit keer moet ik eraan geloven. Met smeken, dreigen, huilen heb ik nog lang kunnen voorkomen dat mijn kies eruit werd gehaald, maar de laatste keer dat ik bij de tandarts was, was hij onverbiddelijk. ‘De volgende keer gaat die kies eruit’. Nou. Dan komt er geen volgende keer. Dát zal hem leren. Dacht ik toen nog…Maar het lot heeft niet veel goeds met mij voor en sinds enkele weken heb ik toch last van mijn kies. Ofja, ik bijt vooral voornamelijk de hele tijd op mijn wang, wat zorgt voor een permanente wond aan de binnenkant. Uiteraard heb ik nog overwogen of ik door het leven zal gaan met een open wang. Maar hier zit ik dan.
De deur vliegt open en de tandartsassistente verschijnt in de deuropening. Zij weer. ‘Mw Vós’? Nadrukkelijk kijkt ze me aan. Ik ben de enige in de wachtkamer dus ontkennen heeft dit keer geen zin. Ik sleep mezelf de behandelkamer in. ‘De rechterkies gaan we er vandaag uithalen hè’. Ten eerste ‘we’ ? Ík doe in ieder geval al niets en jij, sekreet, al helemáál niet! En ten tweede…De rechter?!? De linker moet het zijn, dank u wel. De assistente kijkt nog eens op haar blaadje ‘Nee, toch echt de rechter. Ik sta op het punt om rechtsomkeerts te maken als de tandarts himself binnenkomt. ‘Ach, daar ben je…Laten we maar eens gaan kijken’. Ik mompel nog eens dat het de linker moet zijn en bedreig hem kort met een langzame dood mocht hij de rechterkies aanraken. Terwijl de tandarts wat rondkijkt in mijn mond met zijn hele repetoire aan martelwerktuigen loopt de assistente het kantoortje in. En ik zou toch zwéren dat ik haar hoor zeggen ‘Leeft hij nog?’. Geschokt wil ik overeind schieten. In gedachten zie ik allerlei patienten in hoopjes op het kantoor liggen. Open wonden, overal tanden terwijl de assistente met een voet tegen één van de patienten aantikt ‘Leeft hij nog?’. Blinde paniek overvalt mij. De tandarts houdt me tegen met één hand terwijl hij met de andere hand met een spuit zwaait; ‘Hier voel je niets van’. Hier voel je niets van?? Ik ben niet achterlijk? Maak dat de kat wijs! Vertel je grootmoeder nog iets! Hier voel je niets van tss…Terwijl ik nog napruttel, voel ik de spuit in mijn gehemelte prikken. Tranen rollen over mijn wangen. Kort daarna begint de tandarts te wrikken aan mijn kies. De linker welteverstaan, maar ook dat kan me nu niet meer troosten. Ik voel inderdaad niets, maar ik hóór het kraken. En als hij losschiet, schiet de kies in mijn keel. Ik vlieg overeind . ‘Je kunt het beste rustig blijven liggen’ oppert de assistente. Joh. Bedankt.
De kies is eruit. Gebroken lig ik in de tandarts stoel. Hij heeft gewonnen. Ik maakte geen schijn van kans. ‘Zo’ zegt de tandarts terwijl hij tevreden achterover leunt. ‘Dan doen we de volgende keer die andere kies. Je weet nu dat het niets voorstelt…’
Dus…ik zoek een goede huurmoordenaar. Iemand ideeen?
Stuur je die huurmoordenaar door naar mijn tandarts als hij zijn taak met succes heeft uitgevoerd?
Ik ben al jaaaaaaren niet meer naar-die-engerd-met-9-vingers-geweest
haha, geweldig stukje! Ook ik heb me al ooit laten inspireren door mijn tandarts.